pisdoek
- pis·doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pisdoek | pisdoeken |
verkleinwoord | pisdoekje | pisdoekjes |
de pisdoek m
- katoenen doek die men gebruikt als vocht absorberend kledingstuk dat wordt gedragen door een incontinente persoon, met name door een baby
- Veel mensen associëren herbruikbare luiers met iets uit het verleden. Ze zien de grote katoenen doeken voor zich, die onze ouders of grootouders met het betere knutselwerk omtoverden tot ‘pisdoeken’. [3]
- Het woord 'pisdoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pisdoek" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ pisdoek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 08/11/2011 door José Delameilleure Ecologie als levensstijl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be