pinksterweekend
  • pink·ster·week·end
enkelvoud meervoud
naamwoord pinksterweekend pinksterweekenden
pinksterweekends
verkleinwoord

het pinksterweekendo

  1. de zaterdag, zondag en maandag waarin het pinksterfeest wordt gehouden
     Diepe roes of niet, gedurende dat hele, lange Pinksterweekend wist het hanegekraai tot Quispels brein door te dringen, op welk uur ook.[1]
     De carnavalsoptochten in Prinsenbeek (Noord-Brabant) worden verplaatst naar het Pinksterweekend. Dat heeft de organisatie van de optocht besloten na overleg met alle deelnemers en de gemeente Breda. Ook andere carnavalsactiviteiten worden verplaatst.[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Carnaval tijdens Pinksteren: Prinsenbeek verplaatst optochten naar juni” (DI 28 DECEMBER 2021), NOS