• pier·cen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
piercen
piercete
gepiercet
zwak -t volledig

piercen

  1. overgankelijk het aanbrengen van voorwerpen door doorboring van de huid
    • Zijn wenkbrauwen waren gepiercet. 
95 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be