picknick
- pick·nick
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd in de open lucht’ voor het eerst aangetroffen in 1893 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | picknick | picknicks |
verkleinwoord | picknickje | picknickjes |
de picknick m
- (voeding) een maaltijd in de vrije natuur
- We hebben daar met dat heerlijke weer een picknick gehouden.
- picknickbank, picknicken, picknickkoffer, picknickmand, picknickpartij, picknickplaats, picknickplek, picknickset, picknicktafel, picknickweer
1. een maaltijd in de vrije natuur
vervoeging van |
---|
picknicken |
picknick
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van picknicken
- Ik picknick.
- gebiedende wijs van picknicken
- Picknick!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van picknicken
- Picknick je?
- Het woord picknick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "picknick" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "picknick" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ picknick op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be