pianosolo
- pi·a·no·so·lo
- samenstelling van piano zn en solo zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pianosolo | pianosoli pianosolo's |
verkleinwoord |
- (muziek) deel van een muziekuitvoering waarbij alleen de piano te horen is
- ▸ Na een poosje kopieerde ik probleemloos de lange, virtuoze pianosolo’s van de bekendste jazzopnames, maar vroeg iemand me om samen te improviseren, dan viel ik stil.[2]
- ▸ Rutte laat reizigers Den Haag CS genieten van pianosolo: Minister-president Mark Rutte heeft vandaag reizigers verrast met een pianoconcert. Met flink wat toeschouwers om zich heen speelde hij een solo van Schubert tijdens de spits op Den Haag Centraal Station.[3]
- Het woord pianosolo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron Christy Dollen“Rutte laat reizigers Den Haag CS genieten van pianosolo” (10-01-2017), Tubantia