piël
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pi·el
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piël | piëls |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) (grammatica) bepaalde stamvorm van werkwoorden
Verwante begrippen
—stamvormen Hebreeuwse werkwoorden:
Gangbaarheid
- Het woord 'piël' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.