1. Een twintigtal petitfours.
  • pe·tit·four
  • van Frans petit-four (letterlijk 'kleine oven'), in de schrijfwijze met koppelteken aangetroffen vanaf 1916 (zie petit-four) en zonder koppelteken, in de betekenis van ‘minigebakje’, voor het eerst aangetroffen vanaf 1930
enkelvoud meervoud
naamwoord petitfour petitfours
verkleinwoord petitfourtje petitfourtjes

de petitfourm

  1. (voeding) klein gebakje
     Het duurt bijna een halfuur voordat hij terugkomt met kannen en glazen en een bonbonnière vol pindarotsjes en petitfours.[1]
     Hij hapt in een petitfour.[2]
     Met haar aardige, witte scherpe tandjes beet Lil in haar vierde petitfour.[3]
88 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]
  1.   Weblink bron
    Hanina AjaraiJannetje Koelewijn
    “'Zoals wij zo zijn de meesten'” (10 januari 2009) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Arjen Schreuder
    “Raddraaiers bij EK zijn gewaarschuwd” (17 februari 2000) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Hermine de Bree (vert.)
    "Er is geen telefoon....." in: Bredasche Courant  , jrg. 140 nr. 63 (15 maart 1930), W. van Bergen, Breda, p. 6 kol. 3
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be