pestilent
- pes·ti·lent
- afleiding van pest
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pestilent | pestilenter | pestilentst |
verbogen | pestilente | pestilentere | pestilentste |
partitief | pestilents | pestilenters | - |
pestilent [1]
- zeer verderfelijk
- ▸ In de tijd van Pim Fortuyn ging het ook alsmaar over demoniseren. Want al die hoeders van de vrijheid van meningsuiting waren er nogal druk mee om hen onwelgevallige meningen tot 'demonisering' te verheffen. Want dan wordt er een 'pestilent klimaat' geschapen, aldus Nanninga, en dan mag je blijkbaar van alles ineens niet meer zeggen.[2]
- ▸ Sommige woorden zijn zo verwaarloosd, dat zelfs de online versie van Van Dale ‘geen resultaat’ meer geeft bij het opzoeken. ‘Pestilent’ is er zo een. Wat zonde, voor zo’n prachtwoord. Afkomstig van het Latijn (het zal ook eens niet, in deze rubriek): pestilens. Oftewel ‘zeer verderfelijk = verpestend’, zoals de laatste papieren Van Dale het woord magertjes het asiel verleent dat het verdient.[3]
- Het woord pestilent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pestilent" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gijs Groenteman“Demoniseren! Ik werd helemaal nostalgisch van dat woord” (5 maart 2017), Het Parool
- ↑ Weblink bron “Moeilijk, maar mooi: Pestilent” (11 september 2019), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be