peine
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pei·ne
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de peine v
- (verouderd) oude schrijfwijze voor: pene, straf
- ▸ ⧖ Nu om voort 't geld afte persen van de geloovigen, voor 't schandaal en opsprake van de geloovigen, na raad van wetgeleerden gevraagd te hebben, moet hij in het consistoire verschijnen om daar: (…) 6. Buiten de limieten van het bisdom gebannen worden om niet meer weer te keeren en zulks niet meer te doen op peine van gegeeseld te worden en andere arbitraire straffen te moeten ondergaan; (…)[4]
Gangbaarheid
- Het woord 'peine' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ poene op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron J. Vangaver (red.)Kerkelijke vonnissen : Afgelezen te Ruiselede 1691-1770 in: Biekorf., jrg. 48 nr. 4 (april 1947), p. 92
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- pei·ne
enkelvoud | meervoud |
---|---|
peine | peines |
Zelfstandig naamwoord
peine m
Werkwoord
vervoeging van |
---|
peinar |
peine
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van peinar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van peinar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van peinar
Verwijzingen
- peine in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española