Vier mannen tijdens een peepshow in, Changde op Wikipedia (nl).

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peep·show
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kijkkast met seksattractie’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
  • van het Engel, samenstelling van  peep  en  show  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord peepshow peepshows
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de peepshowm

  1. (seksualiteit) show van een naakt persoon (meestal een vrouw) die men anoniem vanuit een kleine cabine kan bekijken

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen