peepshow
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- peep·show
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kijkkast met seksattractie’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
- van het Engel, samenstelling van peep en show [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peepshow | peepshows |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de peepshow m
- (seksualiteit) show van een naakt persoon (meestal een vrouw) die men anoniem vanuit een kleine cabine kan bekijken
Gangbaarheid
- Het woord peepshow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peepshow" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "peepshow" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ peepshow op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be