patte v

  1. (spreektaal) been, poot [1]
  2. (spreektaal) hand
    «Bas les pattes
    Afblijven! Handen thuis! [1]


  • pat·te
  • Herkomst onbekend
Naar frequentie > 50000
vervoeging
onbepaalde wijs patte
tegenwoordige tijd patter
verleden tijd pattet
patta
voltooid
deelwoord
pattet
patta
onvoltooid
deelwoord
pattende
lijdende vorm pattes
gebiedende wijs patt
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

patte

  1. onovergankelijk zuigen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   patte     patten     patter     pattene  
genitief   pattes     pattens     patters     pattenes  

patte, m

  1. (anatomie) speen, tepel


  • pat·te
  • Herkomst onbekend
vervoeging
onbepaalde wijs patte
patta
tegenwoordige tijd pattar
verleden tijd patta
voltooid
deelwoord
patta
onvoltooid
deelwoord
pattande
lijdende vorm pattast
gebiedende wijs patt
patta
patte
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

patte

  1. onovergankelijk zuigen
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   patte     patten     pattar     pattane  
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   patte     patta     patter     pattene  

patte, m / v

  1. (anatomie) speen, tepel