patrouilleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·trouil·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse patrouiller (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
patrouilleren |
patrouilleerde |
gepatrouilleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
patrouilleren
- verkennen
- De soldaten patrouilleerden in de oproerige streek
Verwante begrippen
- patrouille, patrouilleopdacht, patrouilleschip, patrouillevaartuig, patrouillevliegtuig, patrouillevlucht, patrouillewagen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord patrouilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "patrouilleren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be