patroonhouder
  • pa·troon·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord patroonhouder patroonhouders
verkleinwoord

de patroonhouderm

  1. deel van een vuurwapen waarin een aantal patronen zitten
     De politie besloot te fouilleren omdat de man zich verdacht gedroeg. Hij droeg het automatische vuurwapen onder zijn jas en had een volle patroonhouder in zijn broekzak.[2]
     De bewoner van de woning werd maandag aangehouden omdat hij met een nepvuurwapen door het winkelcentrum Kastelenplein liep; een getuige had de man gezien met het nepwapen in zijn broekband en belde de politie. Die hield de verwarde man aan. Op een andere plek in het winkelcentrum werd een tasje van de man gevonden met een patroonhouder, een patroon en een mes.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Rotterdammer gepakt met automatisch wapen onder zijn jas” (Donderdag 10 maart 2016, 18:54), NOS
  3.   Weblink bron “Grote wapenvondst bij verwarde man in Eindhoven” (Dinsdag 13 december 2016, 18:14), NOS