patois
- pa·tois
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | patois | - |
verkleinwoord | - | - |
het patois o
- (taalkunde) dialect, m.n. van het Frans en in een klein deel van een groter taalgebied
- (taalkunde), (pejoratief) platte volkstaal en/of jargon
- ▸ Voor de aristocratische en uitgaande wereld in Den Haag was het Nederlands een vreemd patois.[3]
- Het woord patois staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "patois" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ patois op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron P. Geyl“Geschiedenis van de Nederlandse stam”, digitale editie gemaakt naar de eerste druk (1948-1959), p. 383
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
patois | le patois | patoiss | les patoiss |
patois m