Nederlands

 
patisson
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·tis·son
Woordherkomst en -opbouw

uit het Frans

enkelvoud meervoud
naamwoord patisson patisons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de patissonm

  1. (voeding) (plantkunde) Cucurbita pepo   kleine groen witte pompoen
     1 gele en 1 groene patisson in partjes gesneden en kort gegaard en bewaard in suikerstroop[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

33 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    llo
    “RECEPT. Rijstebrij met blauwe bessen, zoete patissons en viooltjes” (05/05/2014), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be