paste
- pas·te
vervoeging van |
---|
passen |
paste
- enkelvoud verleden tijd van passen
- Ik paste.
- Jij paste.
- Hij, zij, het paste.
- Ik paste.
- ▸ ‘How can I help you sir? Today’s special is the Caesar salad,’ zei een vrolijke jonge vrouw die niet helemaal in haar uniform paste.[1]
- Het woord paste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- Geluid: paste (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /peist/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
paste | pastes |
paste
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to paste |
he/she/it | pastes |
verleden tijd | pasted |
voltooid deelwoord |
pasted |
onvoltooid deelwoord |
pasting |
gebiedende wijs | paste |
paste
- [3]: copy and paste
kopiëren en plakken
vervoeging van |
---|
pastar |
paste
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
- IPA: /pastɛ/
- pa·s·te
paste