• par·ty·drug
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘op dansfeesten gebruikte drug’ voor het eerst aangetroffen in 1999 [1]
  • samenstelling van  party  en  drug  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord partydrug partydrugs
verkleinwoord - -

de partydrugm

  1. op dansfeesten en houseparty's gebruikte drug die een langdurige prettige stemming veroorzaakt
    • Partydrugs worden steeds zwaarder en vaker gebruikt [3] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]