pariëtaal
- pa·ri·ë·taal
- uit het Latijn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pariëtaal | pariëtaler | pariëtaalst |
verbogen | pariëtale | pariëtalere | pariëtaalste |
partitief | pariëtaals | pariëtalers | - |
pariëtaal
- (medisch) betrekking hebbend op de wand van een orgaan of een lichaam
- (medisch) betrekking hebbend op een zijkwab van de hersenen
- Het woord pariëtaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pariëtaal" herkend door:
30 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be