Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·ly·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse gelijknamige woord (met het voorvoegsel para-)
enkelvoud meervoud
naamwoord paralyticus paralytici
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de paralyticusm

  1. een verlamde, een lijder aan paralyse
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie