Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pan·vis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord panvis panvissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de panvism

  1. (kookkunst) een visgerecht waarbij de vis en de andere ingrediënten in één plan worden gekookt
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen