pakketzegel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pakketzegel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pak·ket·ze·gel

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  pakket  en  zegel 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pakketzegel	pakketzegels
verkleinwoord	pakketzegeltje	pakketzegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de pakketzegel m

1. postzegel voor het frankeren van postpakketten

   • Als je een postpakket wilt verzenden moet je er een pakketzegel op plakken. 

Synoniemen

1. postpakketzegel

Gangbaarheid

• Het woord 'pakketzegel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.