pagode
- pa·go·de
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘boeddhistische tempel in China’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
- van Portugees pagoda [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pagode | pagoden pagodes |
verkleinwoord |
- (bouwkunde) (religie) hoge boeddhistische tempel (vaak met 7 of 13 verdiepingen) waarbij iedere verdieping een overstekend dak heeft
- In Myanmar stijgt het water in de rivieren erg snel door zware regenval de afgelopen dagen. Een pagode die op de oever van een rivier is gebouwd wordt meegesleurd in het wilde water. Omstaanders kunnen enkel machteloos toekijken. [4]
- gebouw dat lijkt op een pagode: toren met een bijzonder dak
- De attractie komt in het midden van het park te staan naast de Pagode (de uitkijktoren van de Efteling) en aan de voet van het Sprookjesbos. Hier was nog voldoende plek om de Symbolica te plaatsen. [5]
- de Pagode, de Pijler en de Parel. Zo heten de drie ontwerpen voor de ‘varkensstallen van de toekomst’, die de Wageningen University in opdracht van het ministerie van Landbouw maakte. [6]
- Het woord pagode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pagode" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pagode" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pagode op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 23/07/2017 jv
- ↑ Tubantia 17-02-2017
- ↑ NRC 7 april 2010
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be