pact
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pact
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pact | pacten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (politiek) overeenkomst (tussen twee of meer soevereine staten)
- Als de oprichters van Facebook, Instagram, Twitter en wat je allemaal nog meer hebt nou eens een pact sluiten. Een pact om Trump, Wilders, Poetin en andere vuilspuiters en mensenhaters onherroepelijk van de sociale media te verwijderen [4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pact" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pact" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pact op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.parool.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be