Nederlands

 
paardrijles
Uitspraak
Woordafbreking
  • paard·rij·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paardrijles paardrijlessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de paardrijlesv / m

  1. (paardrijden) (onderwijs) de keer dat men onderricht krijgt in het paardrijden
     We hadden geen geld voor paardrijles.[1]
     De dokter neemt bij de deur afscheid. Of alle huisartsen in Italië op paardrijles zouden moeten? "Dat zou ideaal zijn. Maar het gaat er vooral om dat doktoren een link vinden met patiënten, waardoor ze minder als professionals worden gezien en meer als een vriend."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
  2.   Weblink bron
    Mustafa Marghadi
    “Italiaans platteland vergrijst, dokter met paard houdt zijn patiënten bij de les” (25-12-2018), NOS