paardendek
- Geluid: paardendek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpardə(n)ˌdɛk / (3 lettergrepen)
- paar·den·dek
- samenstelling van paard zn "rij- of trekdier" en dek zn "bedekking, kleed" met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paardendek | paardendekken |
verkleinwoord | - | - |
het paardendek o
- stevig kleed om over de rug van een paard te leggen
- Dit hol had een paardendek tot dak, schrijflessenaars tot muren en daarbinnen brandde een klein kacheltje in volle kracht; een zwart potje stond er op en een oude heks boog er zich overheen. [2]
- Het woord paardendek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.