1. Marokkaans paardendek, versierd met borduursels.
  • paar·den·dek
enkelvoud meervoud
naamwoord paardendek paardendekken
verkleinwoord - -

het paardendeko

  1. stevig kleed om over de rug van een paard te leggen
    • Dit hol had een paardendek tot dak, schrijflessenaars tot muren en daarbinnen brandde een klein kacheltje in volle kracht; een zwart potje stond er op en een oude heks boog er zich overheen. [2]