paardenbij
- Geluid: paardenbij (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpardə(n)ˌbɛi / (3 lettergrepen)
- paar·den·bij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paardenbij | paardenbijen |
verkleinwoord | paardenbijtje | paardenbijtjes |
de paardenbij v
- (verouderd) wesp
- Dikwijls zal men een vlug klein diertje opmerken dat eenigszins op een paardenbij gelijkt, en over de plant loopt.[3]
- Het woord 'paardenbij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ paardenbij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bulletin, Issues 17-23. Orange Free State (Province) Dept, of Agriculture, 1908
- ↑ Weblink bron Jac. van Ginneken en H.J. Endepols“De regenboogkleuren van Nederlands taal.” (1917), L.C.G. Malmberg, Nijmegen, p. 29
- ↑ Weblink bron De Bouck & De Bon“peerdebie” (11 augustus 2021) op vlaamswoordenboek.be