• over·woe·ke·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwoekeren
overwoekerde
overwoekerd
zwak -d volledig

overwoekeren

  1. overgankelijk woekerend bedekken
    • Die nieuwe plant overwoekert alle andere planten! 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be