overwinningsfeest

  • over·win·nings·feest
enkelvoud meervoud
naamwoord overwinningsfeest overwinningsfeesten
verkleinwoord overwinningsfeestje overwinningsfeestjes

het overwinningsfeesto [1]

  1. feest dat men viert ter gelegenheid van een militaire of sportieve overwinning
     Ik had al genoeg moeite om me te concentreren met een hoofd dat gonsde van vliegtuigen die opstegen in de winternacht om het bezette Noorwegen en de Duitse luchtmacht te passeren, mijn wedstrijdzwemmende vader, het overwinningsfeest op het Franse gezantschap toen mijn opa terugkwam als Franse diplomaat en al die andere dingen.[2]
     Honderden boeren vierden vrijdagavond in een weiland in Teuge het afblazen van de veevoermaatregel. De boeren, die spraken van een overwinningsfeest, vormden met hun trekkers het logo van Farmers Defence Force.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Weblink bron “Boeren vieren feest: veevoermaatregel van minister Schouten is van tafel” (Zaterdag 22 augustus 2020), NOS