overvoeren
- Geluid: overvoeren (hulp, bestand)
- over·voe·ren
- samenstelling van over en voeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overvoeren |
overvoerde |
overvoerd |
zwak -d | volledig |
overvoeren
- overgankelijk veel te veel te eten geven [1]
- overladen met
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overvoeren |
voerde over |
overgevoerd |
zwak -d | volledig |
overvoeren [2]
- opnieuw voeren
- over iets heen voeren
vervoeging van |
---|
overvaren |
overvoeren
- meervoud verleden tijd van overvaren
- Wij overvoeren.
- Jullie overvoeren.
- Zij overvoeren.
- Wij overvoeren.
vervoeging van |
---|
overvaren |
overvoeren
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overvaren
- ...dat wij overvoeren.
- ...dat jullie overvoeren.
- ...dat zij overvoeren.
- ...dat wij overvoeren.
- Het woord overvoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overvoeren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be