(klemtoonhomogram)

  • over·va·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overvaren
overvoer
overvaren
klasse 6 volledig

overváren

  1. overgankelijk varend onder de voet lopen
    • Het vlot met drenkelingen werd over overvaren door een mammoettanker. 
  2. voltooid deelwoord van overvaren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overvaren
voer over
overgevaren
klasse 6 volledig

óvervaren

  1. ergatief varend zich naar de overzijde begeven
    • Ze waren de Atlantische Oceaan overgevaren. 
  2. inergatief naar de overzijde varen
    • Vroeger werd er bij Kruiningen en Perkpolder overgevaren. 
  3. overgankelijk iemand varend naar de overzijde brengen
    • De schipper besloot ondanks het gevaar de verzetsmensen over te varen. 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be