overstand
- over·stand
- samenstelling van over en stand
- Naamwoord van handeling van overstaan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overstand | overstanden |
verkleinwoord | overstandje | overstandjes |
de overstand m
- een betalingsachterstand bij het terugbetalen van een lening van minder dan een volledige termijn
- (financieel) het bedrag waarmee een kredietlimiet overschreden wordt
- Meestal moet de kredietnemer voor de overstand extra rente betalen.[1]
- (knutselen) de afstand tussen het zaagblad en de bovenkant van een zaag
- In de uitdrukking zaagbladoverstand bedoelen wij de afstand tussen zaagtafel en bovenkant van de zaag in de hoogste positie.[2]
- (spoorwegen) de gemiddelde tijd verloren tijdens het rangeren door inactiviteit
- Tijdens overstand is sprake van draaiende dieselmotor (stationair).[3]
- (bouwkunde) uitstekend deel in horizontale richting van een voorwerp over een ander, overstek [4]
- Het woord 'overstand' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Bancaire aansprakelijkheid: de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bank jegens de (aspirant-)kredietnemer en jegens medeschuldeisers voor vermogensschade, in het bijzonder wegens de schending van het ongeschreven recht, door Stefan Oscar Hyacinthus Bakkerus, gepubliceerd door Kluwer, 2000, ISBN 9026837186, ISBN 9789026837180, 328 pagina's
- ↑ Zaagbladoverstand
- ↑ Spoorwegdocument
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
overstand
- een meer dan gebruikelijk inzicht en begrip hebben ten aanzien van een bepaald onderwerp
- «He downright overstands that topic.»
- Hij kent dat onderwerp als zijn broekzak.
- «He downright overstands that topic.»