overlezen
- over·le·zen
- samenstelling van over en lezen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overlezen |
las over |
overgelezen |
klasse 5 | volledig | 1 |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overlezen |
overlas |
overlezen |
klasse 5 | volledig | 2 |
overlezen [1]
- overgankelijk nog eens, opnieuw lezen
- overgankelijk tijdens het lezen niet opmerken, over het hoofd zien
- [1] herlezen
- vervoeging van overlezen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | overlezen… |
geen verbogen vorm |
overlezen
- voltooid deelwoord van overlezen
- Het woord overlezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overlezen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be