Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen overjarig overjariger overjarigst
verbogen overjarige overjarigere overjarigste
partitief overjarigs overjarigers -

Bijvoeglijk naamwoord

overjarig

  1. te oud
  2. ouder dan een vooraf bepaald aantal jaren
    • De overjarige wijn smaakte naar azijn. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be