overbrugbaar
- over·brug·baar
- Naamwoord van handeling van overbruggen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overbrugbaar | overbrugbaarder | overbrugbaarst |
verbogen | overbrugbare | overbrugbaardere | overbrugbaarste |
partitief | overbrugbaars | overbrugbaarders | - |
overbrugbaar
- een tijdelijk probleem met een tijdelijke oplossing oplossen
- Merck krijgt daarom toestemming om één miljoen verpakkingen met medicijnen bedoeld voor de Franse markt te leveren. Dat is voldoende om één tot twee maanden te overbruggen, tot de Nederlandse verpakkingen beschikbaar zijn. [1]
- een opening tussen twee zaken kunnen verbinden
- De miljoenen vliegen over tafel. Hoeveel is er nou precies nodig om te voorkomen dat V&D omvalt? De top van het bedrijf en zijn Amerikaanse eigenaar Sun Capital hebben daar verschillende opvattingen over. En niet zo’n beetje. De getallen verspringen van overbrugbare tekorten naar dodelijke bedragen. Twaalf miljoen. Zeventien. Veertig. Eenentachtig en een half.[2]
- Het woord overbrugbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.