William Shatner, volgens velen een overacteur
  • over·ac·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overacteren
overacteerde
overgeacteerd
zwak -d volledig

overacteren

  1. inergatief bewust of onbewust op een overdreven manier acteren
    • De hoofdpersonen maken zich echter herhaaldelijk schuldig aan overacteren en waar het dubbelzinnig gepraat langdradig schijnt te worden, strijkt men maar een lucifer aan om er de spanning in te houden. [1]