Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·ac·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
overacteren

overacteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van overacteren
    • Ik overacteerde. 
    • Jij overacteerde. 
    • Hij, zij, het overacteerde. 
  2. verbogen vorm van overacteerd, voltooid deelwoord van overacteren