ouderdomspensioen

  • ou·der·doms·pen·si·oen
enkelvoud meervoud
naamwoord ouderdomspensioen ouderdomspensioenen
verkleinwoord ouderdomspensioentje ouderdomspensioentjes

het ouderdomspensioeno

  1. periodieke uitkering vanaf een bepaalde leeftijd tot welke je geacht wordt op andere wijze in je levensonderhoud te voorzien
  • Traditioneel ging het bij de meestal om de leeftijd van 65 jaar, waarbij voor sommige beroepen de leeftijd hoger lag. In het begin van de 21e eeuw is de leeftijd geleidelijk verhoogd omdat mensen steeds langer leven.