organisten
- Geluid: organisten (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- or·ga·nis·ten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | organisten | |
verkleinwoord |
de organisten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord organist
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) een geslacht Chlorophonia van zangvogels uit de vinkachtigen (Fringillidae )
- [2] blauwkaporganist, blauwkruinorganist, blauwnekorganist, geelkraagorganist, goudbrauworganist, goudstuitorganist, hispaniolaorganist, kleine-antillenorganist, Puertoricaanse organist, zwartbrauworganist
- bruinkaporganist, cayenneorganist, dikbekorganist, Finsch' organist, geelkeelorganist, geelkruinorganist, goudbuikorganist, grijze organist, groenkaporganist, groenkeelorganist, Jamaicaanse organist, kastanjebuikorganist, olijfrugorganist, pluchekaporganist, purperkeelorganist, roestbuikorganist, roodbuikorganist, struikorganist, trinidadorganist, violette organist, vlekkruinorganist, vuurbuikorganist, vuurkruinorganist, West-Mexicaanse organist, witbuikorganist
- Het woord organisten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.