ordinaal
- or·di·naal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. rangorde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
- afgeleid van het Franse ordinal (met het achtervoegsel -aal) [2] [3] [4]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ordinaal | ordinaler | ordinaalst |
verbogen | ordinale | ordinalere | ordinaalste |
partitief | ordinaals | ordinalers | - |
ordinaal [5]
- met betrekking tot een rangorde
- Het woord ordinaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ordinaal" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ordinaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ ordinaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ordinaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be