oratorio
- ora·to·rio
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oratorio | oratorio's |
verkleinwoord | - | - |
het oratorio o
- (muziek) (klassiek) uitgebreid muziekwerk met koor, zangers en orkest over een onderwerp
- Teirlinck wordt in 1927 aangesproken voor een theaterlaboratorium van hetzelfde instituut. Parallel met de experimenten van het Bauhaus werkt hij er aan gelijkaardige projecten, bij voorbeeld i.v.m. de deformatie van het menselijke lichaam - i.c. van de acteur - wat in 1927-'28 uiteindelijk leidt tot de voorstelling van Ave, een zogeheten oratorio in twee delen, een lofzang op de moeder als bron van alle leven en als oerkracht die het leven naar haar hand zet. [2]
- Het woord oratorio staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oratorio" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Schoor, J. van"Teirlinck en het toneel" in: Vlaanderen. jrg. 55 nr. 311 (juni 2006) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt; p. 163; geraadpleegd 2018-07-25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- o·ra·to·rio
enkelvoud | meervoud |
---|---|
oratorio | oratorios |
oratorio m
- oratorio in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española