Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oran·gis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van oranje de kleur van het Nederlandse koningshuis met het achtervoegsel -isme[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord orangisme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het orangismeo

  1. politieke stroming die de Oranjes aan de macht wil houden
     Gent was een van de bolwerken van het orangisme, want er bleven Belgen die het Nederlandse koningshuis steunden. In de zaal waarin dat thema wordt belicht, wandelen bezoekers over een oranje tapijt.[2]
     Het orangisme veranderde tevens van karakter, beschrijft hij. Het transformeerde van een partijpolitieke kleur naar een nationale kleur. Napoleon had namelijk zo veel haat opgewekt dat tegenstanders van weleer (orangisten en patriotten) nu eensgezind tegen hem en de Franse overheersers samenspanden. „Oranje werd dé kleur van het anti-Franse verzet.”[3]
  2. protestanten van Noord-Ierland
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    L. Vogelaar
    “Expositie over verenigd koninkrijk Nederland/België” (01-02-2016), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Kees de Groot
    “Napoleon baande de weg naar een rentree van Oranje” (21-09-2017), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be