opvijzen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·vij·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opvijzen |
vees op (vijsde op) * |
opgevezen (opgevijsd) * |
klasse 1
zwak -d |
volledig |
Werkwoord
opvijzen [2]
- met schroeven naar boven brengen of vastzetten
- opscheppen, opschroeven
Opmerkingen
- De zwakke vervoeging (vijsde) kwam in de 17e eeuw nog voor, maar was in de 19e eeuw verdrongen door de sterke (vees)), wellicht onder invloed van werkwoorden als prijzen en wijzen
Gangbaarheid
- Het woord 'opvijzen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opvijzen" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be