opstikken
- op·stik·ken
- samenstelling van op bw en stikken ww
opstikken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstikken |
stikte op |
opgestikt |
zwak -t | volledig |
- met naald en draad iets ergens op aanbrengen
- Heel vroeger zetten jongetjes met viltstift het rugnummer van hun voetbalidool op hun T-shirt of ze lieten het er door hun moeder opstikken. [2]
- Het woord opstikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstikken" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Guus van Holland 15 mei 1995 De macht van het nummer
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be