• op·ste·kend
vervoeging van: opsteken
verbogen vorm: opstekende

opstekend

  1. onvoltooid deelwoord van opsteken
stellend
onverbogen opstekend
verbogen opstekende
partitief opstekends

opstekend

  1. van een wind dat deze plotseling sterker wordt
    • De piloot van de luchtballon die dinsdagavond in het Gooimeer landde, was genoodzaakt om in het water te landen door een plots opstekende sterke wind die ook nog eens uit de verkeerde richting kwam. [1] 
    • De eerste negen holes ging het nog voortvarend en met twee birdies zette Luiten de aanval in op Larrazábal, maar op de zogenoemde 'back nine' leek de opstekende wind hem parten te spelen. [2]