Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·schud·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opschudden
schudde op
opgeschud
zwak -d volledig

Werkwoord

opschudden

  1. overgankelijk schuddend ordenen
    • Zij schudde het dekbed op. 
     De rit van Mulhouse naar La Planche des Belles Filles is er een om naar uit te kijken. De naam van de finishplek klinkt idyllisch, maar het is een gemene beklimming van 7 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,7 procent, en op het einde een onverharde sectie. Het klassement zal worden opgeschud.[1]
  2. overgankelijk uit zijn gewone doen halen en daardoor activeren of wakker maken
    • Het gehele Midden-Oosten werd opgeschud door de gebeurtenissen in Tunesië. 
     Na afronding van zijn opleiding aan de Filmacademie richtte Van der Heyde in 1963, samen met onder anderen medestudenten Pim de la Parra en Wim Verstappen, het filmtijdschrift Skoop op. Het magazine, bedoeld om de gevestigde filmwereld op te schudden, was spraakmakend. Films van gevestigde regisseurs als Bert Haanstra werden neergesabeld.[2]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
opschudden

opschudden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschudden
    • ...dat wij opschudden. 
    • ...dat jullie opschudden. 
    • ...dat zij opschudden. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  2.   Weblink bron “Regisseur Nikolai van der Heyde (Help, de dokter verzuipt!) overleden” (Vrijdag 7 augustus 2020, 16:30), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be