opperkleed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opperkleed (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·per·kleed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van opper bw en kleed zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opperkleed | opperklederen opperkleren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- kledingstuk dat over de andere kleding wordt gedragen
- ▸ Ze passeerden monniken die luidkeels de getijden baden en dermate dikke kapelaans dat zij hun opperkleed hadden laten vermaken tot een vest.[2]
- ▸ Over zijn witte opperkleed lag een spookachtige glans.[3]
- ▸ Siddhartha schonk zijn opperkleed aan een arme Brahmaan, die hij op straat was tegengekomen.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord opperkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (1994), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9021479737
- ↑ 3,0 3,1 “Siddharta” (1922), De Bezige Bij , ISBN 902340341X