Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ma·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opmaking opmakingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

opmaking v [1]

  1. het samenstellen van een rekening of acte
  2. het vormgeven van een drukwerk
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen