oplosser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·los·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oplosser | oplossers |
verkleinwoord | oplossertje | oplossertjes |
Zelfstandig naamwoord
de oplosser m
- iemand die een raadsel oplost
- een stof waarin een andere substantie opgelost kan worden
- (waterbeheer) speciaal soort onderlosser, waarbij de bodemdeuren niet onder het schip uit komen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord oplosser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oplosser" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be