• op·han·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord ophanging ophangingen
verkleinwoord - -

de ophangingv

  1. het beëindigen van het leven d.m.v. een strop
  2. (werktuigbouwkunde) de manier waarop een apparaat (motor) is opgehangen (bevestigd) aan de rest van de constructie
96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]