Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·han·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ophanging ophangingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ophangingv

  1. het beëindigen van het leven d.m.v. een strop
  2. (werktuigbouwkunde) de manier waarop een apparaat (motor) is opgehangen (bevestigd) aan de rest van de constructie
Hyponiemen
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen