Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·maakt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met make-up getooid’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • vervoeging van opmaken: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van  op bw  en  gemaakt ww  [2]

Werkwoord

vervoeging van: opmaken…
verbogen vorm: opgemaakte

opgemaakt

  1. voltooid deelwoord van opmaken
     Wanneer hij in zijn zolderkamer zat om de bouwtekeningen opnieuw door te nemen of wanneer een paal schuin was komen te zitten en moest worden aangepast, kon hij af en toe een pauze nemen, boven op het opgemaakte bed liggen en luisteren alsof het muziek van Beethoven of Brahms was.[3]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen